Wet- en regelgeving

1. Wetgeving rondom governance 2. ANBI 3. Uiteindelijk Belanghebbenden (‘Ultimate Beneficial Owners’ - UBO) 4. Wetsvoorstel: Wet Transparantie Maatschappelijke Organisaties (WTMO)

1. Wetgeving rondom governance

Hieronder volgt een korte samenvatting van de meest relevante regels. Deze samenvatting geeft een overzicht van enkele belangrijke regels uit boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) die van toepassing zijn op FIN-leden in een stichting of vereniging. We adviseren deze artikelen in het BW na te lezen, onderstaande tekst biedt een basisinzicht.

Artikel 2:8, 2:9 en 2:10 BW

Allereerst zijn de artikelen 2:8, 2:9 en 2:10 BW van belang.

  • Artikel 2:8 BW bepaalt dat iedereen die in een officieel orgaan (leden, bestuurders, leden raad van toezicht) bij een stichting of vereniging betrokken is zich ten opzichte van elkaar te goeder trouw moet gedragen. Dat is een sterke en belangrijke regel die andere regels opzij kan zetten of aan kan vullen, zoals de statuten of interne reglementen.
  • Artikel 2:9 BW bepaalt dat elke bestuurder tegenover de stichting of vereniging gehouden is tot een behoorlijke vervulling van zijn of haar taak. Dit wordt interne verantwoordelijkheid genoemd. Belangrijk is dat iedere bestuurder verantwoordelijk is voor het algemene beleid van de organisatie. Ook al zijn specifieke taken verdeeld onder verschillende bestuurders (bijvoorbeeld een penningmeester of voorzitter), iedereen blijft aansprakelijk voor het geheel. Alleen als een bestuurder kan aantonen dat hem of haar niets te verwijten valt en hij of zij de juiste stappen heeft genomen om problemen te voorkomen, kan die aansprakelijkheid beperkt worden. In Nederland wordt collectieve verantwoordelijkheid binnen een bestuur als uitgangspunt genomen, wat betekent dat het hele bestuur verantwoordelijk is, niet alleen individuele leden. Een voeren van een behoorlijke administratie is een belangrijk voorbeeld van een collectieve verantwoordelijkheid voor een bestuur.
  • Artikel 2:10 BW Het bestuur is collectief verantwoordelijk voor een goede administratie van de organisatie. Dit houdt in dat er altijd een duidelijk overzicht moet zijn van de financiële situatie en de verplichtingen van de stichting of vereniging. Alle bestuursleden moeten erop toezien dat de administratie correct wordt bijgehouden en opgeslagen, zodat altijd kan worden nagegaan welke rechten en verplichtingen de organisatie heeft. Deze verantwoordelijkheid geldt voor het hele bestuur en kan niet volledig worden overgedragen aan bijvoorbeeld een penningmeester of secretaris.

Wet Bestuur en toezicht Rechtspersonen (WBTR)

Sinds 1 juli 2021 zijn de regels voor bestuur en toezicht binnen stichtingen en verenigingen duidelijker geworden door de invoering van de Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen (WBTR). Deze wet heeft een aantal belangrijke aanvullingen gedaan op de regels in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Hier zijn de belangrijkste wijzigingen:

  • Artikel 2:44 lid 3 BW en artikel 2:291 lid 1 BW: bestuurders moeten hun taken uitvoeren met de belangen van de organisatie (vereniging of stichting) voor ogen. Dit betekent dat het bestuur altijd moet handelen in het belang van de continuïteit van de organisatie en rekening moet houden met bijvoorbeeld werknemers, schenkers en de ontvangers. Voor grotere organisaties kunnen hier ook zaken zoals milieueisen bij horen.

Artikel 2:44 lid 6 BW voor de vereniging en artikel 2: 291 lid 6 BW voor de stichting: het tegenstrijdig belang. Als een bestuurder een direct of indirect tegenstrijdig belang bij een onderwerp heeft, mag hij of zij niet deelnemen aan de beraadslaging en besluitvorming over dat onderwerp. Een persoonlijk belang is bijvoorbeeld: een familielid van een bestuurder wordt werknemer bij de organisatie. De wettelijke term tegenstrijdig belang is beperkter dan de ruime term verstrengeling van belangen. Van verstrengeling van belangen kan sprake zijn indien een bestuurder ook bestuurder is bij een andere rechtspersoon en tussen de twee rechtspersonen een relatie wordt aangegaan. Dan is er echter niet sprake van een direct of indirect persoonlijk tegenstrijdig belang. De tegenstrijdig belang bepaling geldt ook als deze niet in de statuten is opgenomen.

  • Artikel 2:47 BW voor de vereniging en artikel 2:292a BW voor de stichting. De WBTR formaliseert het toezicht op het bestuur. Dit toezicht wordt uitgevoerd door een Raad van Commissarissen (of, in stichtingen, vaak een Raad van Toezicht (RvT) genoemd). De RvT houdt toezicht op het beleid van het bestuur en de algemene gang van zaken binnen de organisatie. Hij staat het bestuur met raad terzijde. Leden van de RvT moeten handelen in het belang van de organisatie, net zoals het bestuur. Ook voor hen geldt de tegenstrijdig-belangregel. Als er een RvT is, moet het bestuur alle relevante informatie delen met de raad, zodat de RvT zijn taak goed kan uitvoeren.

Alle voorgaande regels gelden ook als deze niet in de statuten staan. Het is echter aan te raden om die regels in de statuten op te nemen. Standaard zullen notarissen dat ook adviseren als het fonds een notaris benadert om statuten te wijzigen.

  • Er is een regel die een fonds verplicht in de statuten moet opnemen bij de eerstvolgende statutenwijziging (na 1 juli 2021). Het betreft de regeling ten aanzien van ontstentenis en belet: de statuten bevatten voorschriften wat er gebeurt als alle bestuurders of RvT-leden niet in staat zijn hun taak uit te voeren (ontstentenis of belet). NB: het is niet nodig om alleen voor de invoering van deze regeling de statuten aan te passen. De statuten van een stichting of vereniging kunnen regels bevatten voor het geval dat één of meerdere bestuurders of RvT-leden tijdelijk hun taken niet kunnen uitvoeren (dit wordt "ontstentenis" of "belet" genoemd). De statuten kunnen ook verder uitleggen wanneer precies sprake is van "belet". Als er iemand is aangewezen om in zo'n geval tijdelijk de taken over te nemen, dan wordt die persoon voor die periode gelijkgesteld aan een bestuurder of RvT-lid. Dit is een technische regeling, waarvoor notarissen meestal standaard teksten in de statuten kunnen adviseren.
  • De WBTR heeft regels ingevoerd over het meervoudig stemrecht binnen stichtingen en verenigingen. Een bestuurder mag niet meer stemmen hebben dan de andere bestuurders samen. Als een organisatie statuten heeft die een bestuurder meer stemrecht geven, moeten deze vóór 1 juli 2026 worden aangepast, of eerder als de statuten voor die tijd worden gewijzigd.

WBTR-checklist

Het artikel dat door NOV, Platform voor Vrijwillige Inzet is geschreven, kan je via deze link lezen. In dit artikel wordt uitgelegd waarom de WBTR er is en wat er van je fonds wordt verwacht. Bestuurdersaansprakelijkheid

Er is veel te doen over bestuurdersaansprakelijkheid. Omdat het sterk afhankelijk is van de omstandigheden van het geval, kunnen we hier alleen een paar belangrijke punten samenvatten:

  • Het is altijd verstandig om een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering af te sluiten. Dat is met name ook

belangrijk omdat dan vaak de kosten van verdediging tegen een aanspraak gedekt zullen zijn.

  • Het handelen in strijd met artikel 2:10 BW zal al snel leiden tot persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurders

(en mogelijk RvT-leden).

  • Het aangaan van een verplichting waarvan de bestuurder bij het aangaan wist of behoorde te weten dat de

stichting (of vereniging) deze niet kon nakomen, zal al snel leiden tot persoonlijke aansprakelijkheid.

Over het algemeen geldt echter dat bestuurders die zich als verantwoordelijke bestuurders gedragen, niet snel persoonlijk aansprakelijk zullen zijn. Maar als de stichting of vereniging in financiële problemen verkeert, moet er extra voorzichtig gehandeld worden. In zo’n situatie moet bijvoorbeeld worden opgelet dat de ene schuldeiser niet wordt voorgetrokken boven een andere schuldeiser met dezelfde rechten.

De bovenstaande punten zijn gebaseerd op het algemene rechtspersonen recht uit het BW. Er kunnen sectorspecifieke regels van toepassing zijn die een strikter aansprakelijkheidsregime kennen. Daarnaast zijn er veel specifieke regels waarvan de overtreding kan leiden tot een economisch delict. Dit geldt bijvoorbeeld voor de registratieverplichtingen bij de Kamer van Koophandel waaronder het registreren van juiste gegevens over rechtspersoon en de leden van het bestuur, de RvT en de Ultimate Beneficial Owners (UBOs) (zie punt 3).

2. ANBI

De status van Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI) biedt FIN-leden (en de ontvangers van hun donaties), onder voorwaarden, fiscale voordelen. Hieronder een samenvatting van een aantal specifieke ANBI-regels. Uitgebreide informatie over de ANBI-status staat op deze website van de Belastingdienst.

Voor stichtingen en verenigingen met een ANBI status is het essentieel dat zij de ANBI-regels volgen. Anders lopen zij het risico dat de ANBI-status door de Belastingdienst met terugwerkende kracht wordt ingetrokken tot het moment dat niet (meer) aan de ANBI-regels voldaan werd. Dit kan ingrijpende financiële gevolgen hebben voor jouw stichting of vereniging en voor diegenen die jullie gesteund hebben.

Leden die niet zeker weten of ze aan de ANBI-regels voldoen, adviseren wij een ter zake deskundige fiscalist te raadplegen.

ANBI-publicatieplicht

ANBI's zijn verplicht om elk jaar gegevens te publiceren. Vermogensfondsen met totale lasten > € 100.000 moeten hiervoor het standaardformulier van de Belastingdienst gebruiken. Publiceren kan op een eigen website of via de openbare MijnFIN-pagina. Het is belangrijk om hiervoor het juiste formulier te kiezen.

Reserves, stamvermogen en rendement

ANBI’s mogen niet meer vermogen aanhouden dan nodig is voor de continuïteit en de uitvoering van geplande activiteiten, tenzij de inbrenger dit anders heeft bepaald. Welke reserves zijn toegestaan lees je in dit Nieuwsbericht FIN.

Gerealiseerde en ongerealiseerde rendementen op het vermogen moeten binnen een redelijke termijn worden besteed. Onder voorwaarden mogen ANBI’s een vast bestedingspercentage per jaar hanteren.

Het stamvermogen kan worden geïndexeerd, als de schenker of erflater dat heeft bepaald. Voor fondsen met een historisch opgebouwd vermogen (voor 1 januari 2008) vormt het aanwezige vermogen per 2008 het uitgangspunt voor de instandhouding.

Nadere uitleg is te lezen in dit Besluit ANBI in de Staatscourant

Algemeen Nut investeringen

Investeringen door ANBI's waarmee (ook) het algemeen nut gediend wordt, valllen automatisch binnen het bestedingscriterium. Dit houdt in dat dit deel van het vermogen niet direct aan de doelstelling hoeft te worden besteed. Deze investeringen moeten wel voldoen aan bepaalde criteria. Lees er meer over in dit Nieuwsbericht FIN en in de Publicatie besluit in de Staatscourant Vergoeding bestuurders

Bestuurders van een ANBI (of de RvT-leden als er een RvT is) mogen voor hun bestuurswerk een vergoeding voor gemaakte kosten en een niet-bovenmatig vacatiegeld ontvangen. Gedeclareerde kosten moeten onderbouwd worden met bonnetjes. Voor vacatiegeld geldt het volgende:

  • Vacatiegeld is niet bovenmatig als het aansluit bij de normering uit het Besluit vergoedingen adviescolleges en

commissies. De bovengrens hiervoor per vergadering is 3% van het maximum van salarisschaal 18 van de meest recente CAO voor ambtenaren. Aan de voorzitter mag maximaal 130% van dit bedrag per vergadering worden uitgekeerd.

  • Hogere vergoedingen (bijvoorbeeld op niveau van de Wet Normering Topinkomens van 1 januari 2013) zijn onder

voorwaarden mogelijk, mits deze in verhouding staan tot de aard en omvang van de werkzaamheden.

  • Vaste vergoedingen zijn toegestaan als deze aantoonbaar verband houden met voorbereiding en deelname aan

vergaderingen en bijeenkomsten.

3. Uiteindelijk Belanghebbenden (‘Ultimate Beneficial Owners’ - UBO)

Volgens Europese regels die witwassen en de financiering van terrorisme moeten tegengaan, geldt in Nederland de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). Een van de regels uit deze wet is dat UBO’s (Ultimate Beneficial Owners) zich moeten registreren in het UBO-register van de Kamer van Koophandel. Dit register geeft aan welke natuurlijke persoon de uiteindelijke eigenaar of zeggenschap heeft over een organisatie.

Voor veel FIN-leden zijn er geen echte UBO’s, maar zogenaamde pseudo-UBO’s. Dit betekent dat er niemand is die meer dan 25% eigendom of zeggenschap heeft over de organisatie, vaak zijn dat de bestuurders. Het komt zelden voor dat één persoon de volledige controle heeft bij een FIN-lid. Toch moet elk fonds voldoen aan de registratieplicht. Als een fonds dit niet doet, is dat een economisch delict.

Wat moet ik doen?

Elk fonds moet zijn UBO’s registreren. Het is aan te raden dat de UBO deze registratie zelf uitvoert, omdat hierbij persoonlijke gegevens moeten worden verstrekt. Vergeet niet dat als een bestuurder wisselt, de oude bestuurder moet worden uitgeschreven als UBO en de nieuwe bestuurder moet worden ingeschreven. Dit is een extra stap naast de in- en uitschrijving in het Handelsregister.

Na een uitspraak van het Europese Hof van Justitie is het UBO-register niet meer openbaar. Dit betekent dat een bestuurder zelf geen uittreksel kan opvragen uit dat register. Daarom zullen veel instellingen zoals banken, verzekeraars, notarissen, accountants, en makelaars de bestuurder vragen om een UBO-verklaring. Deze instellingen zijn verplicht dit te doen volgens de Wwft.

4. Wetsvoorstel: Wet Transparantie Maatschappelijke Organisaties (WTMO)

De voorgestelde Wet Transparantie Maatschappelijke Organisaties (WTMO) wil tegengaan dat ontvangen donaties bij maatschappelijke organisaties zorgen voor onwenselijke buitenlandse beïnvloeding.

De WTMO treft 350.000 maatschappelijke organisaties in Nederland. Het gaat om alle stichtingen en verenigingen in Nederland. In het wetvoorstel staat dat de burgemeester, het openbaar ministerie (OM) en andere overheidsinstanties bevoegdheden krijgen om bij maatschappelijke organisaties gericht navraag te kunnen doen naar giften, en als het hoge giften zijn, te vragen naar de identiteit van de donateur.

Het tweede deel van het wetsvoorstel richt zich specifiek op stichtingen. Stichtingen moeten jaarlijks een balans en een staat van baten en lasten opstellen. Dit wetsvoorstel verplicht hen om deze documenten te deponeren bij het Handelsregister. Voorlopig kan niet iedereen deze stukken opvragen, maar bepaalde instanties wel. Dit komt bovenop de bestaande publicatieverplichting van het ANBI-formulier.